Perspectief en verhoudingen

Onderwijs gaat over begrijpen

'Zet een lijn dwars op een vel papier en deze lijn is jouw ‘horizon’. Zet een punt op die horizon en vanuit dat punt teken je een omgekeerde ‘V’. Je hebt dan een weggetje'.

Kunstonderwijs, tekenonderwijs gaat over de wereld ontdekken, verkennen en begrijpen. Kinderen willen heel graag snappen hoe de wereld in elkaar zit. Ze willen die wereld letterlijk kunnen vastpakken. Met tekenen pakken ze die wereld. 'Kijk goed' is meestal niet de methode om de werkelijkheid te doorgronden (en te tekenen). Ik kijk namelijk goed maar als ik niet weet waar, wat en hoe dan zie ik niet. Dus eerst uitleggen. Stap voor stap. Dan met kennis van zaken goed kijken.

De omgekeerde 'V' gaat niet over begrijpen, het is een trucje. Net als bij rekenen leiden trucjes niet tot begrip. Hulplijnen die in het verdwijnpunt uitkomen, leiden tot technische tekeningen die voor het oog knap geconstrueerd zijn maar vaak niet kloppen. Zo tekenen is een instrumenteel kunstje, dat niet tot begrip leidt. Hieronder stap voor stap hoe dan wel. 

 

 

 

 

In 1604 werd deel 1 van het boek 'Perspective' van Hans Vredeman de Vries uitgegeven. Zijn werk toont de principes van perspectief die nog steeds gelden. Hieronder wordt stap voor stap op kinderniveau uitgelegd hoe de principes werken. Het geeft houvast in het kijken naar de wereld, het geeft het kind een plek in de wereld. 

1. Ik ben de tekenaar, mijn ogen staan op de horizon

Ik sta met beide voeten op de grond. Ik sta rechtop en kijk rond. Als er geen huizen of bergen of bomen mijn zicht belemmeren dan zie ik het 'einde van de wereld'.  Daar waar land en lucht elkaar raken. Of waar zee en lucht elkaar raken. Die lijn noemen we de horizon. Ik kijk recht vooruit en op de hoogte van mijn ogen zie ik de horizon. Ik teken mijzelf en mijn grote broer. Ik sta op de grond, in mijn tekening teken ik een grondlijn. Ik teken mezelf en ten hoogte van mijn ogen teken ik de horizon. Mijn broer is een kop groter, die steekt dus een kop boven mij uit, die steekt een kop boven de horizon. Ik heb een tweelingzus, Tekla. Zij is even lang als ik ben. We staan samen met al de anderen op de tekening. Alleen Tekla ziet de horizon op dezelfde plaatst als ik. Duidelijk is te zien in de tekening wie langer (groter) is en wie korter (kleiner) is. Hun ogen staan staan boven of onder de horizon.

Ik ben de tekenaar en dus de waarnemer. Ik teken mezelf liggend op de grond, genietend van een bloemetje. De horizon staat nu laag, immers mijn ogen zijn dicht bij de grond. Ik beklim een toren. Nu sta ik hoog. Ik teken de toren met mijzelf boven op de toren. De horizon staat nu even hoog als mijn ogen. 

Ga naar buiten en controleer met eigen ogen het bovenstaande.

 

 

 

 

2. Ik ben de maat

Ik sta achter een boom. Mijn voeten (min of meer) op dezelfde grondlijn als de boom. Mijn ogen staan op de horizon. De stam is even breed als ik ben, daarom zie je mijn lijf niet. De takken van de boom beginnen pas boven mijn hoofd, dat is bij mij bij bijna alle bomen zo. Mijn grote broer stoot vaak zijn hoofd al aan takken. De stam is minstens zolang als ik ben. 

We staan in de deuropening. Mijn grote broer kan de bovenkant van de deurpost gemakkelijk raken. Ik moet daar voor op een stoel staan. De deur is dus even hoog als ik lang ben + lange arm + stoel.  De stoel is iets hoger dan mijn knie.

Als ik niet op een stoel sta kan ik net door het raam kijken, mijn hoofd komt dan boven de vensterbank uit. Op een stoel kan ik ruim door het raam kijken. Dan kan ik ook de bovenkant van het raam aanraken. Zo heb ik ontdekt dat de bovenkant van het raam even hoog is als de deurpost. 

Mijn grote broer kan als hij op zijn tenen staat net bij het plafond. Ik moet op de tafel staan om met moeite het plafond aan te kunnen raken. De tafel komt tot aan mijn borst. Ik weet nu ook hoe hoog de verdiepeing is: mijn grote broer + zijn lange arm of  de hoogte van de tafel + mijzelf + uitgestrekte arm.

Nu ik alle maten heb kan ik mijn huis tekenen.

Een tweede verdieping: Ik ga de trap op. Het plafond van de begaande grond is de vloer van de eerste verdieping. Ik ga weer op een tafel staan en raak het plafond aan van de tweede verdieping. Zo hoog is de verdieping dus. 

 

 

 

 

 

3. Kleiner worden

Ik teken. Ik teken mijzelf en mijn grote broer. Voeten op de grond en mijn ogen op de horizon. Mijn broer is een kop groter en die steekt dus een kop boven mij uit. 

Ik teken. We doen een paar stappen richting de horizon. De grondlijn in mijn tekening komt dus dichter bij de horizon te liggen. De horizon blijft de horizon en mijn ogen blijven op de horizon. Het betekent dat ik 'kleiner ben geworden!' Mijn grote broer is ook kleiner geworden maar steekt nog steeds een kop boven mij uit. We doen weer een paar  passen richting de verte. Weer verschuift de gondlijn richting de horizon, weer blijft de horizon  gewoon op zijn plaats. Weer worden we kleiner. 

Als we heel ver lopen, tot de horizon (dat kan in werkelijkheid niet) dan valt de grondlijn samen met de horizon, dus met mijn ogen. We zijn een stip op de horizon geworden.

Ga naar buiten en controleer het kleiner worden. Vraag iemand  weg te lopen. Meet hoe groot diegene is tussen je armen. Naarmate die verder van de 'tekenaar' wegloopt zal die kleiner worden. Zo klein dat je diegene tussen 'wijsvinger en duim' kunt pakken.

Als ik achter een boom sta weet ik hoe breed en hoog de stam is. Als ik in een deuropening sta dan kan ik met mijn eigen lijf de breedte en de hoogte van de deur bepalen. Als ik voor het raam ga staan kan ik met mijn lijf meten hoe hoog het raam begint en waar die eindigt. De hoogte van de kamer kan ik meten als ik op de tafel sta. Dat kan ik overal doen, op al die verschillende grondlijnen. De huizen en bomen worden steeds kleiner. Op de horizon wordt een boom een stip. Op de horizon wordt een huis een stip.

 

 

 

 

 

4. Het weggetje

Ik wandel op een wandelpad op het platte land. Een heerlijke zomerdag. Er groeien allemaal bloemen langs het pad. Op dit pad rijden geen auto's, fietsen, scooters; het is een wandelpad. Om de bloemen goed te bekijken ga ik dwars op het pad liggen. Ik pas precies op het pad. Mijn lichaamslengte is de breedte van het pad. Het pad is overal even breed, de bloemen overal even interessant. Steeds lig ik breeduit over de weg. Op de horizon ben ik nog een stip. Alle rechterkanten aan elkaar verbinden, alle linkerkanten en bomen en huizen eromheen. Hoe hoog komen bloemen? Meet met jouw lichaam. Kan een heel klein boompje? Natuurlijk, een jonge boom of bonsai! Hoe hoog is een hek? Meet met jouw lichaam. Hoe hoog is een glijbaan? Meet met jouw lichaam. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Versie 2023